Veertig jaar Nederlands Kernafvalbeleid

boek-voorkant-klein

Herman Damveld
Kernafval in zout. Plannen 40 jaar oud
(2016)

Rijk geïllustreerde uitgave van de Stichting Laka te Amsterdam m.m.v. de stichting Co2ntramine te Groningen
ISBN: 978-90-823967-2-0

Bestellen kan door €7,50 over te maken op IBAN NL54 TRIO 0390 9021 79 ten name van Stichting Laka, Amsterdam. Lees meer.

BIJLAGEN
Het boek zelf is niet online beschikbaar, maar bij het boek zijn een aantal bijlagen gepubliceerd over specifieke aspecten van het Nederlandse kernafvalbeleid. Die bijlagen, twaalf in totaal, zijn wel te lezen.

1- Van oceaandumping naar opslag op land in Zeeland
Nederland heeft van 1960 tot en met 1982 regelmatig radioactief afval in de oceaan gedumpt. In 1982 werd daarmee door het grote verzet en gebrek aan steekhoudende argumenten gestopt. De commissie Geertsema werd opdracht gegeven een geschikte plek te vinden voor opslag van dat afval op land. De COVRA werd opgericht en verantwoordelijk gesteld voor het ophalen en opslaan van al het in Nederland geproduceerde kernafval. In 1986 koos de COVRA voor een opslag-faciliteit, voor een periode van 50 tot 100 jaar, in Borssele.
Lees verder [pdf]

2- Terug in de tijd tot 1976
Aanvankelijk zouden de oceaan en het buitenland zorgen voor de opslag van kernafval. Bij de geplande bouw van nieuwe kerncentrales, begin jaren zeventig, blijken deze oplossingen niet meer te werken. Daarop bereiden de adviseurs van de regering de opslag in zoutkoepels voor. De opslag zou dan rond het jaar 2000 moeten beginnen.
Lees verder [pdf]

3- 1976: Aankondiging proefboringen leidt tot felle acties
Begin juni 1976 verschijnen er berichten in de noordelijke pers over op handen zijnde proefboringen. Op 18 juni stuurt de regering een brief aan Gedeputeerde Staten van Groningen en Drenthe. Deze brief is de directe aanleiding tot het groeiende verzet tegen proefboringen en opslag van kernafval.
Lees verder [pdf]

4- 1977-1980: Breed verzet met sterke argumenten
In de periode 1977-1979 wordt het verzet tegen de proefboringen steeds breder. “Er zijn vele redenen om aan te nemen dat de betreffende proefboringen de bedoeling hebben om de meest geschikte opbergplaats te vinden. De vraag of het opslaan van radioactief afval in zoutkoepels verantwoord is, staat in feite niet meer ter discussie”, concludeert de CDA-Statenfractie Groningen, en wijst de opslag daarom af. Deze visie wordt breed gedragen. De Tweede Kamer wijst de proefboringen af op 28 november 1978 én nogmaals op 27 maart 1980.
Lees verder [pdf]

5- Voorwaarden vooraf in de jaren zeventig
In de loop van de tijd is een aantal eisen gesteld aan de opslag van kernafval. De betekenis van deze zogeheten criteria is echter onduidelijk: gaat het om criteria voor de keuze van zoutkoepels voor proefboringen, of dienen deze criteria om een oordeel te geven over de geschiktheid voor de daadwerkelijke opslag? Bovendien blijkt geen enkele zoutkoepel te voldoen aan de criteria. Dat is voor de Tweede Kamer een reden om de proefboringen af te keuren.
Lees verder [pdf]

6- 1981-1984: Brede Maatschappelijke Discussie
De officiële naam is Maatschappelijke Discussie Energiebeleid (MDE), maar iedereen noemde het de Brede Maatschappelijke Discussie (BMD). Aan de hand van de gang van zaken op een hoorzitting in Groningen wordt in dit hoofdstuk duidelijk gemaakt hoe stafleden van de zogeheten Stuurgroep BMD de ‘discussie’ proberen te beïnvloeden. Het Eindrapport dat begin 1984 verschijnt, roept op tot vertrouwen in de opslagtechnici. De Atoomalarmgroepen wijzen dit van de hand.
Lees verder [pdf]

7- Jaren tachtig: de OPLA-Commissie
OPLA is de afkorting van OPslag te LAnd, maar gaat over opslag ondergronds. De OPLA-commissie is de opvolger van de ICK, hoewel er gedeeltelijk dezelfde mensen inzitten. Verder onderzoek is volgens OPLA nodig omdat de ICK maar een “eenvoudige veiligheidsbeschouwing” heeft uitgevoerd. Aldus krijgen de tegenstanders van opslag van kernafval, die kritiek hadden op het simplisme van de ICK, alsnog gelijk. Tot in 1993 brengt de OPLA een aantal rapporten uit met pleidooien voor proefboringen in zoutkoepels. Tot die proefboringen kwam het echter niet.
Lees verder [pdf]

8- Voorwaarden vooraf: jaren tachtig
In de jaren tachtig gaat de regering over van geologische naar radiologische criteria. De geologische criteria worden ‘niet doelmatig’ genoemd, ze leiden niet naar het gewenste doel, de proefboringen. In plaats daarvan komen radiologische criteria die gaan over de vraag hoeveel straling toekomstige generaties mogen oplopen als gevolg van de opslag van kernafval. De regering houdt een slecht georganiseerde inspraakronde. Het antwoord uit het Noordoosten: toekomstige generaties mogen geen stralingsbelasting oplopen, stop kernenergie. Dit komt de regering niet goed uit en daarop last zij een nieuwe inspraakronde in, die ook op verzet stuit.
Lees verder [pdf]

9- Centraal onderwerp in de jaren-90: terughaalbaarheid
De regering besluit in 1993 dat kernafval terughaalbaar opgeslagen moet worden. Dit is geen simpel te begrijpen besluit. Het heeft een duidelijk politiek uitstel-karakter.
Lees verder [pdf]

10- 1996-2000: CORA onderzoekt
De regering stelt de Commissie Opberging Radioactief Afval (CORA) in. De CORA maakt in december 1996 duidelijk wat haar uitgangspunten voor onderzoek en haar onderzoeksprogramma tot het jaar 2000 zijn. De ‘algemene opdracht’ aan de CORA is “het initiëren en sturen van wetenschappelijk onderzoek naar een zo veilig mogelijk ontwerp van een eindberging die voorziet in de terugneembaarheid van het radioactief afval”. De terugneembaarheid “vormt een bijzondere eis voor een diepe ondergrondse of geologische berging van radioactief afval”, stelt de CORA.
Lees verder [pdf]

11- Het CORA-rapport en commentaar daarop
Minister Jorritsma van Economische Zaken stuurt het CORA-rapport “Terugneembare berging, een begaanbaar pad?” op 21 februari 2001 naar de Tweede Kamer. De belangrijkste boodschap van het rapport: Proefboringen en ander onderzoek in zoutkoepels of kleilagen worden niet voorgesteld, maar zijn ook niet van de baan. Voorlopig blijft het kernafval bovengronds. Wel is onderzoek naar ondergrondse opslag nodig: dat moet in het buitenland gebeuren. Daarna komt opslag in zout of klei in Nederland weer aan de orde, mits er voldoende draagvlak voor is. Tevens is opslag van kernafval uit het buitenland niet uitgesloten.
Lees verder [pdf]

12- Na het jaar 2000: Regering stelt uit
Minister Schultz van Haegen heeft op 30 september 2015 het concept Nationaal Programma radioactief afval gepubliceerd. De minister gaat de discussie over berging van radioactief afval in zoutkoepels of kleilagen liever uit de weg. Op het plan is veel kritiek gekomen maar in het ontwerp Nationaal Programma radioactief afval, dat op 10 februari 2016 verschenen is, vinden we daar niets van terug. Het enige concrete besluit van de minister is dat er nog in 2016 een zogeheten klankbordgroep wordt opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van maatschappelijke, wetenschappelijke en bestuurlijke organisaties. De klankbordgroep moet de bevolking betrekken bij de discussie over radioactief afval, advies uitbrengen over de financiering van de eindberging en aangeven waar het kernafval opgeborgen kan worden.
Lees verder [pdf]

Stichting Laka